Ereperk van de luchtmacht
Geschiedenis Ereperk van de Luchtmacht
Elk jaar heeft er op de eerste zaterdag, het dichtste bij 15 oktober, om 09h15 uur een herdenkingsplechtigheid plaats op het Ereperk van de Luchtmacht op het kerkhof van Brussel; daar liggen de Belgische militaire vliegeniers begraven die zijn omgekomen tijdens de oorlog 1940-1945. De voorzitter van het ereperkcomité, de voorzitter van de Vieilles Tiges van de Belgische Luchtvaart, verwelkomt er de Commandant van de Luchtcomponent van de krijgsmacht.
Op 10 mei 1940, de eerste oorlogsdag, schiet luitenant-vlieger Etienne Dufossez een Duits vliegtuig af maar wordt helaas slachtoffer van zijn moed en op zijn beurt neergehaald. Zijn moeder, mevrouw Dufossez-Van Haelteren, tante van een burgemeester van Brussel, wijdt zich gedurende de oorlog aan goede werken van het vliegwezen en toont een bijzondere bezorgdheid voor weduwen en wezen van vliegeniers alsook voor echtgenotes en kinderen van uitgeweken vliegeniers naar Engeland.
Onmiddellijk na de oorlog vatte zij het plan op, als herinnering en ter nagedachtenis aan haar zoon, om een ereperk op te richten als rustplaats voor alle gesneuvelde Belgische militaire vliegeniers van de oorlog 1940-1945. Haar idee werd met veel sympathie onthaald, maar de verwezenlijking van haar wensen stuitte op veel moeilijkheden. Na contacten genomen te hebben met luitenant-generaal Duvivier liet hij haar weten dat zijn pogingen vruchteloos waren. Op zijn beurt benaderd, liet de heer Maréchal, advocaat, haar weten dat het ontwerp onuitvoerbaar was en zij er moest van afzien. Eindelijk sprak zij erover met luitenant-generaal vlieger baron Wahis, oudgediende en invalide van 1914-1918, alsook met zijn trouwe secretaris de heer Wuyts, vliegenier invalide, politieke gevangene en secretaris van de Gebroken Vleugels van België. Zij wendden zich tot de minister van Binnenlandse zaken, die hen liet weten dat hun verzoek niet ingewilligd kon worden daar de reeds geraadpleegde begrafenisdiensten hun verzoeken hadden afgewezen.
Met een lofwaardige koppigheid ging de heer Wuyts de verantwoordelijke voor de begrafenisdiensten, de heer Rommel, opzoeken die hem onmiddellijk uitlegde dat het onmogelijk was dit perk uit te voeren want dat andere Wapens ook zouden eisen om een ereperk aan te leggen. De Heer Wuyts antwoordde hem eenvoudigweg dat geen enkel Wapen, buiten het vliegwezen, kon aanspraak maken op een ereperk daar enkel de vliegeniers nooit hadden opgehouden gedurende de hele oorlog te vechten. Hij voegde eraan toe dat de vliegeniers een grote familie vormden zoals er in geen enkel ander Wapen bestaat. Deze argumenten overtuigden de heer Rommel die er principieel mee instemde tot het verwezenlijken van het perk.
Met deze krachtige steun vroegen generaal Wahis, kapitein-vlieger Delcour van de public relations van de staf van de Luchtmacht en de heer Wuyts een nieuw onderhoud met de heer Mundeleer, minister van Binnenlandse zaken, die dan ook zijn toestemming gaf tot het oprichten van een ereperk. Vanaf dit ogenblik werd er van start gegaan. Een erecomité werd geplaatst onder de Hoge Bescherming van Hare Majesteit Koningin Elisabeth en bestond uit: kardinaal Van Roey, verscheidene ministers en provinciegouverneurs, de burgemeester van Brussel, de heer Van de Meulebroeck, de procureur-generaal, de heer C. Pholien, generaals-vlieger Duvivier en Hiernaux, kolonel-vlieger Lucien Leboutte, DFC en de heer aalmoezenier Cl. Boone.
Het uitvoerend comité, voorgezeten door mevrouw Dufossez, bestond uit generaal-vlieger baron Wahis, de heer Albert Van Cottem, eredeken van het vliegwezen, kapitein-vlieger Charles Delcour, de heer Jean Vandenbosch (*), militair vliegenier zwaar gewonde en architect, de heer Cesar Bataille, vliegenier van 14-18 en beeldhouwer, de heer Folie en de heer Henri Wuyts als secretaris.
Maar er diende geld gevonden te worden. Galafeesten werden op touw gezet; dankzij de steun van de Luchtmacht kenden zij een enorm succes en de gemaakte winsten lieten de aankoop toe van een perceel voor 215 graven op het kerkhof van de stad Brussel.
Dankzij stappen ondernomen bij de burgemeester van Brussel en mejuffrouw van Lynsele, schepen van de Burgerlijke stand, werd het perceel eigendom van het Ereperk comité. (Lijst van de graven) Plannen werden gemaakt door architect de heer Vandenbosch en de beeldhouwer de heer Bataille maakte een model van het monument dat het embleem van het perk moest voorstellen. Na goedkeuring van de plannen werden de werken aangevat.
De graven bestaan elk uit een kelder; de stenen die het monument vormen werden in Frankrijk gekocht. Dit stelt duidelijk de geest van het vliegwezen voor en getuigt van een grote geestdrift en waardigheid. De wereldbekende uitspraak van Churchill na de Slag om Engeland werd er ingegraveerd:
"Nooit in de geschiedenis van menselijke conflicten hebben zo velen te danken gehad aan zo weinigen".
En ook op de zuilvoet het opschrift:
"Alis fractis patris devotis"
De repatriëring van de in Duitsland en Nederland begraven lichamen had plaats in 1948. Die van de 172 stoffelijke overschotten op het RAF-kerkhof van Blackbushe begon in 1949, met de steun van de 15e Luchttransportwing. Op 20 oktober 1949 waren er al 57 lichamen gerepatrieerd. De overschotten die in Frankrijk waren begraven, kwamen op 5 september 1950 naar het Ereperk, een beetje voordat het officieel werd ingehuldigd op 18 september 1950. Er werden 215 graven samengebracht, inbegrepen de 31 symbolische voor de verdwenen vliegers.
De inhuldigingstoespraak werd uitgesproken door kolonel-vlieger De Soomer, één van de eerste vliegers die in 1940 Groot-Brittannië wist te bereiken. Zijn laatste woorden waren:
“Helden van het Militair Vliegwezen die in deze heilige grond uw eeuwige rust zult kennen, bescherm en geleid ons”.
De voorvechters van dit bouwwerk zijn allen overleden, maar zij waren zo wijs dit Ereperk aan de Luchtmacht te schenken om het voortbestaan van dit belangrijk herinneringsoord te verzekeren. Een overeenkomst werd ondertekend door de stafchef van de Luchtmacht, luitenant-generaal vlieger Ceuppens enerzijds en generaal Wahis en de heer Wuyts anderzijds, op 15 april 1966. Vóór zijn overlijden sprak de heer Wuyts de wens uit dat na zijn dood de voorzitter in functie van de vereniging de "Vieilles Tiges" van de Belgische Luchtvaart als zijn opvolger het stichtercomité zou vertegenwoordigen op de plechtigheden die op het ereperk plaats vinden. Zijn wens werd werkelijkheid. Sindsdien werd een comité van het ereperk gesticht.
Het bestaat uit:
- de voorzitter van de "Vieilles Tiges" van de Belgische Luchtvaart;
- de voorzitter van het broederschap van oudgedienden van de Royal Air Force en de South African Air Force;
- de vertegenwoordiger van de commandant van de Luchtcomponent van de Strijdkrachten;
- en de secretaris van de Vieilles Tiges.
In 1996 belastte luitenant-generaal vlieger Vanhecke, Stafchef van de Luchtmacht, luitenant-kolonel vlieger Alex Peelaers, dienstchef public relations van de Luchtmacht, met de herinrichting van het ereperk. De metalen kruisen werden vervangen door grafstenen in beige marmer van 75 cm hoog en 40 cm breed. Er werd extra-aandacht besteed aan de juiste schrijfwijze van de namen en de militaire graden die op de stenen zouden komen (op de metalen kruisen had men immers verschillende onjuistheden genoteerd). Deze wijzigingen werden uitgevoerd in nauwe samenwerking met de voorzitter van de Vieilles Tiges van de Belgische Luchtvaart.
Toen op 1 maart 1995 de dienstplicht werd opgeschort, kreeg de Luchtmacht meer en meer problemen om het Ereperk te blijven onderhouden. De herstructurering van de Krijgsmacht in 2000 vergrootte het probleem nog. Om een oplossing te vinden voor dit probleem, stuurde de voorzitter van de Vieilles Tiges van de Belgische Luchtvaart een aanvraag naar de minister van Landsverdediging, opdat hij het Ereperk zou erkennen als een militair kerkhof. Die erkenning kwam er in 2005; voortaan zou het Ereperk opgenomen worden in het onderhoudsprogramma van de Belgische militaire begraafplaatsen dat jaarlijks wordt toegekend aan een firma voor tuinonderhoud.
(*) Mijnheer Jean Vandenbosch was als reserveonderluitenant in 1940 waarnemer bij het 5/III/3Aé. Op 11 mei maakte hij deel uit van de bemanning van kapitein Glorie, vlieger van de Fairey Battle, voor de bombardementsopdracht op de bruggen over het Albertkanaal in Vroenhoven. Bij de tweede passage werd het vliegtuig onderschept en Glorie gaf hem het bevel te springen; het vliegtuig bevond zich toen op 500 voet. Vandenbosch werd bij zijn landing zwaar gewond.
Kapitein-vlieger Glorie is begraven in de rij Nr 1, graf Nr 16.
Lijst van begraven vliegeniers
Rij 1
Graf |
Naam |
Graad |
Datum overlijd. |
Opmerking |
1 |
de JARDIN, J.-P. |
Sgt |
02.03.1940 |
- |
Rij 2
Graf |
Naam |
Graad |
Datum overlijd. |
Opmerking |
1 |
BERNIER, G. |
Sdt |
24.05.1945 |
Niet VP |
Rij 3
Graf |
Naam |
Graad |
Datum overlijd. |
Opmerking |
1 |
DOPERE, R. |
Lt |
23.10.1942 |
- |
Rij 4
Graf |
Naam |
Graad |
Datum overlijd. |
Opmerking |
1 |
MOREL, M. |
SLt |
11.11.1944 |
- |
Rij 5
Graf |
Naam |
Graad |
Datum overlijd. |
Opmerking |
1 |
COCHET, Y. |
Capt |
05.04.1943 |
- |
(*) Graven met 2 stoffelijke overschotten
(**) Kapitein Picard werd gefusilleerd door de Gestapo in de gevangenis van Görlitz na zijn ontsnapping van de Stalag Luft III te Zagan in Neder- Silezie, op 25.3.1944. (Zie “De Grote ontsnapping»).
Zagan is nu een Poolse stad,Voïvodia van Lubusz.
(***) Jacques Groensteen, (zie artikel: “ Back home 58 years later”)
Aantal graven: 208
Graven met twee stoffelijke overschotten: 7
Graven met de naam van een vermiste: 43
VP: 147
Niet VP: 25
Totaal begraven en vermisten: 215
Monument ter nagedachtenis van de in dienst gestorven vliegers na de eerste wereldoorlog.
Dit monument, dat op het vliegterrein van Evere werd opgericht, werd op 28 september 1936 door de Kolonel Vlieger De Smedt, commandant van de School van het Vliegwezen ingehuldigd. Na verandering van de bestemming van de terreinen op het vliegveld, moest het monument verplaatst worden en werd opnieuw opbouwd in 1978 in het Kwartier Albert I. Het werd plechtig ingehuldigd op zijn nieuwe plaats op 12 oktober 1980 door de Luitenant-Generaal Vlieger De Smet, Stafchef van de Luchtmacht.
Oorspronkelijk bevatte het monument een guldenboek dat alle slachtoffers omgekomen bij het vervullen van hun plicht vermelde. Dit document verdween tijdens de tweede wereldoorlog en werd nooit teruggevonden.
In de onmogelijkheid om zonder fout de originele lijst opnieuw samen te stellen en vooral teneinde aan dit monument een onbegrensde betekenis in de tijd te geven, werd besloten om er geen martelaarslijst meer te verzegelen, die helaas slechts onvolledig zou kunnen zijn, en dit monument anoniem te wijden aan al onze in dienst gestorven wapenbroeders.
Ten gevolge van de reaffectatie van het Kwartier Koning Albert I, werd het monument opnieuw verplaatst in 2004 naar het Ereperk van de Luchtmacht op het kerkhof van Brussel.